ECLI:NL:HR:2023:1698

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
22/00772
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een caravan en witwassen door verkoop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor verduistering van een caravan en witwassen door deze caravan te verkopen. De politierechter had vastgesteld dat de verdachte de caravan had verduisterd door deze mee te nemen zonder de betaling te voldoen. De verdachte had de caravan vervolgens verkocht, terwijl hij wist dat deze afkomstig was uit een misdrijf. De raadsman van de verdachte had in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof bevestigde het vonnis van de politierechter zonder de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen op te nemen in zijn uitspraak, wat in strijd was met de wet. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de beslissing niet had mogen bevestigen zonder de noodzakelijke aanvulling van gronden, zoals vereist door artikel 423 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen voor de beslissingen over de tenlasteleggingen van verduistering en witwassen, en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00772
Datum5 december 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 maart 2022, nummer 20-001565-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen in de (gevoegde) zaak met parketnummer 03-147562-19, onder 2 subsidiair en 3 primair, de strafoplegging en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1], en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof – door bevestiging van het vonnis van de politierechter – ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-147562-19 niet de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen heeft opgenomen in zijn uitspraak, terwijl het hof daartoe was gehouden omdat de raadsman van de verdachte in hoger beroep ten aanzien van deze feiten vrijspraak heeft bepleit.
2.2.1
De politierechter heeft in de zaak met parketnummer 03-147562-19 ten laste van de verdachte onder 2 en 3 bewezenverklaard dat hij:
“feit 2 subsidiair
in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 september 2018 te Hapert, in de gemeente Bladel, in elk geval in Nederland, opzettelijk een caravan (merk Fendt, type Saphir, kenteken: [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde 1], welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als koper die niet het aankoopbedrag had voldaan, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 3 primair
op 19 september 2018, te Echt, in de gemeente Echt-Susteren, voorwerpen heeft overgedragen en/of omgezet door een caravan (merk Fendt, type Saphir, kenteken: [kenteken]), te verkopen aan "[A]", terwijl hij wist dat die caravan geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.”
2.2.2
Het mondeling vonnis van de politierechter is op grond van artikel 378 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. Die aantekening houdt onder meer het volgende in:
“De bewijsmiddelen
Inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot bewijs van het ten laste gelegde dient, alsmede de vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden voor de beslissing dat het ten laste gelegde door de verdachte is begaan.
(...)
parketnummer 03-147562-19, feit 2. subsidiair (verduisteren caravan)
De inhoud van:
a. het proces-verbaal van aangifte van verduistering van een caravan (Fendt) d.d. 20 september 2018 (pg. 13-16 van het proces-verbaal Einddossier met registratienummers 2018144326/2018189512, gesloten 28 januari 2019) met als bijlage op pg. 17 een geschrift, te weten de kopie identiteitskaart van de verdachte;
b. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 1] d.d. 22 november 2018 (pg. 19-24 van het hiervoor onder a. weergegeven dossier);
parketnummer 03-147562-19, feit 3. primair (witwassen caravan)
De inhoud van:
a. de bewijsmiddelen behorende bij feit 2;
b. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 21 november 2018 (pg. 39-40 van het hiervoor bij feit 2 onder a. weergegeven dossier);
c. het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 2] d.d. 4 december 2018 (pg. 32-37 van het hiervoor bij feit 2 onder a. weergegeven dossier).
(...)
De overwegingen van de politierechter
De in voormelde bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing van de politierechter steunt dat de ten laste gelegde en hierna bewezen verklaarde feiten door de verdachte zijn begaan. Daarbij wordt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft. Ook is daarbij de inhoud van voormeld(e) geschrift(en) slechts gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De politierechter overweegt daartoe in het bijzonder als volgt:
(...)
parketnummer 03-147562-19, feit 2 subsidiair
Verduistering van de caravan wettig en overtuigend bewezen
Het is juist wat de raadsman heeft opgemerkt, dat er geen patroon is van het wegnemen van goederen vergelijkbaar met de zaak die de officier van justitie aanhaalt om te onderbouwen dat het in dezen gaat om meer dan een louter civiele kwestie. Er zijn echter wel omstandigheden die desondanks maken dat er bewijs is voor verduistering. De politierechter verwijst daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 2 oktober 2012 (NJ 2013, 14, m.nt. van Borgers). De vraag is wanneer de regels van het burgerlijk recht moeten worden losgelaten, althans niet volstaan. Enkel de omstandigheid dat een afnemer van een goed dit niet betaalt, is niet voldoende om een strafrechtelijk verwijt aan te nemen. Vervolging op grond van verduistering kan echter succesvol zijn wanneer uit feiten en omstandigheden blijkt dat het 'gekochte' goed of de betaling ervan niet naar eigen inzicht mag worden besteed. In de onderhavige zaak zijn er diverse omstandigheden die maken dat sprake is van meer dan enkel een civielrechtelijk geschil. De verdachte kreeg de caravan mee door zijn smoesje dat het geld via een Belgische bank werd overgemaakt. Dat geld is er nooit gekomen. Later verklaart hij bovendien dat hij contant heeft betaald. Hieruit blijkt al dat de verdachte erop uit was om de caravan mee te krijgen onder valse voorwendselen. Wat de verkoper en de eigenaar van het bedrijf hierover verklaren, acht de politierechter betrouwbaar. Er is dus nooit betaald, er zijn alleen verhalen van de verdachte hoe hij zou betalen (om de caravan mee te krijgen) of betaald heeft (om zijn onschuld aan te tonen). Beide verhalen zijn onjuist gebleken.
De verdachte heeft de caravan niet weggenomen maar als koper meegekregen. Daarna kwamen de telefonische smoesjes waardoor hij de caravan langer onder zich kon houden zonder te betalen. Vervolgens verkocht hij al snel de caravan, zonder natuurlijk de oorspronkelijke verkoper hiervan op de hoogte te stellen. Hij kreeg daarvoor ongeveer 4.000 euro minder dan wat hij zelf had moeten betalen. Als hij de caravan echt had willen betalen aan de verkoper, is er geen reden denkbaar waarom hij zo'n verlies zou nemen nu hij zelf verkoper werd. Het nemen van dat 'verlies', binnen enkele weken, is in de gegeven omstandigheden uitsluitend verklaarbaar als de verdachte de aankoopprijs zelf nooit betaalde (en evenmin voornemens was dat te doen). Dan is er immers voor hem altijd winst. De verdachte wist uiteraard dat hij de caravan niet mocht verkopen: hij had hem zelf niet betaald maar bovendien had de verkoper hem de tenaamstellingscode niet meegegeven, juist om die verkoop te beletten. De verdachte heeft echter meteen een nieuwe code aangevraagd en daarmee de zekerheid van de verkoper teniet gedaan. Uit dit alles blijkt dat de verdachte, die de caravan als koper meekreeg, nooit te goeder trouw is geweest en niet alleen wanprestatie pleegde maar de caravan eveneens heeft verduisterd.
parketnummer 03-147562-19, feit 3 primair
Het als feit 3 tenlastegelegde witwassen is een klassiek voorbeeld van hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 2 is overwogen: de verdachte verkocht de caravan die hij zelf had verduisterd. Het primaire feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.”
2.2.3
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2022 heeft de raadsman van de verdachte daar onder meer het volgende aangevoerd:
“De raadsman wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, tegen het vonnis op te geven. De raadsman geeft op dat de verdachte meent ten onrechte te zijn veroordeeld voor de feiten 2 en 3.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Het merendeel van de feiten kan leiden tot bewezenverklaring. Dat ligt anders met betrekking tot de caravan. Die heeft hij destijds contant betaald aan de hier aanwezige benadeelde partij. Er worden vraagtekens gezet bij het snel opnieuw aanvragen van codes, maar zo is het gebeurd. Hij heeft eerlijk voor die caravan betaald, dus ik verzoek om vrijspraak voor de feiten 2 en 3.”
2.2.4
De meervoudige kamer van het hof heeft bij schriftelijk arrest het vonnis van de politierechter onder meer wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-147562-19 bevestigd. Dit arrest houdt ten aanzien van de bewijsvoering het volgende in:
“Aanvullende bewijsoverweging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-147562-19 onder feit 2 subsidiair en feit 3 primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte de caravan van het merk Fendt, type Saphir, met kenteken: [kenteken] destijds contant heeft betaald aan de heer [betrokkene 3] van [benadeelde 1]. De verdachte is echter snel na de aankoop de tenaamstellingscode van de caravan kwijt geraakt en heeft derhalve een nieuwe code aangevraagd. De verdachte heeft hierbij te goeder trouw gehandeld en dient derhalve van zowel het onder 2 als het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het dossier bevindt zich geen enkele objectieve aanwijzing waaruit blijkt dat de verdachte voor de desbetreffende caravan (contant) heeft betaald. Ook in hoger beroep is daarvan niet gebleken. Het hof kan zich derhalve vinden in de bewijsmotivering van de politierechter, zoals opgenomen op pagina’s 15 en 16 van het vonnis, en bevestigt deze integraal. Ook het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-147562-19. Het verweer wordt verworpen.”
2.3
Artikel 359 lid 3 Sv luidt:
“De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
2.4
De raadsman van de verdachte heeft bij de behandeling van de zaak in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-147562-19. Het hof had het vonnis daarom alleen mogen bevestigen met de in artikel 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, die bestaat uit de in de eerste volzin van artikel 359 lid 3 Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen voor het in de zaak met parketnummer 03-147562-19 onder 2 en 3 bewezenverklaarde (vgl. HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026).
2.5
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
2.6
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 en 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-147562-19, en de strafoplegging, met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van [benadeelde 2] (in de zaken met parketnummers 03-218095-19 en 03-218101-19) en ten behoeve van [benadeelde 3] (in de zaak met parketnummer 03-147562-19);
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 december 2023.