Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beslissing
7 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 mei 2021. De verdachte, geboren in 1992, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, cannabis en cocaïne. De raadsman heeft in cassatie aangevoerd dat het hof niet heeft beslist op de opmerking over de schending van de redelijke termijn in hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelt dat het hof een gemotiveerde beslissing had moeten nemen over deze schending, wat in de uitspraak van het hof ontbreekt. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn van berechting met meer dan twee maanden is overschreden. Gezien de opgelegde taakstraf van 40 uur en de voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden, is er echter geen aanleiding om aan dit oordeel andere rechtsgevolgen te verbinden. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, maar doet zelf uitspraak in de zaak.