ECLI:NL:HR:2023:1681
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door belanghebbende tegen een uitspraak op verzet van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de betaling van het verschuldigde griffierecht, waarbij belanghebbende een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen, maar belanghebbende heeft geen recente inkomensgegevens overgelegd. Hierdoor heeft de griffier de heffing van het griffierecht voortgezet.
De griffier heeft belanghebbende per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid en is vervolgens per gewone post verzonden. Het griffierecht is niet voldaan. Op 17 augustus 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te reageren op het niet betalen van het griffierecht. Er is ook een kennisgeving naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. Belanghebbende heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 1 december 2023.