2.2Het vonnis van het hof bevat de volgende bewijsvoering:
“Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
1. Proces-verbaal Algemeen dossier en relaas (map 1, p. 12), inhoudende als relaas van de verbalisanten:
" [medeverdachte] is vanaf 2013 als MSJA (het Hof begrijpt: minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid) aangesteld en fungeert als zodanig in het kabinet Mike Eman II. [medeverdachte] heeft arbeidsaangelegenheden in zijn portefeuille. Onderdeel daarvan is het toetsen van aanvragen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met arbeid aan de Arubaanse arbeidsmarkt, welke toetsen door DPL worden uitgevoerd. Hieromtrent is door het ministerie van [medeverdachte] beleid gemaakt, waaruit blijkt dat [medeverdachte] het prerogatief heeft om op bepaalde gronden ontheffingen van de arbeidsmarkttoets te verlenen."
2. Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [verdachte] (map 25, p. 430 e.v.), inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik maak gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik geef in het kader van mijn bedrijf [A] onder meer administratieve medewerking bij het verkrijgen van werkvergunningen. Ik werk sinds 2016 als tussenpersoon / tramitador."
3. Proces-verbaal ter zake begunstiging/omkoping (map 50, zaaksdossier ZD-01, p. 87 e.v.), inhoudende het relaas van verbalisanten:
Casus [B]
Uit een ingesteld onderzoek naar DPL-documenten is gebleken dat het bedrijf [B] N.V. een aanvraag voor ontheffing van de arbeidsmarkttoets voor 3 buitenlandse arbeiders heeft gedaan. Deze aanvraagbrief werd op 26 oktober 2016 bij het bureau van [medeverdachte] ingediend en op 27 oktober 2016 door [medeverdachte] geaccordeerd. Van de 3 aanvragen werden 2 positieve verklaringen op 30 november 2016 aan [verdachte] uitgereikt, ondanks de negatieve adviezen van de DPL. Het bedrijf [C] heeft ook een aanvraag voor een ontheffing gedaan voor een buitenlandse arbeider. Deze aanvraag werd op 1 november 2016 bij het bureau van [medeverdachte] ingediend en op dezelfde dag door [medeverdachte] geaccordeerd. Deze verklaring werd op 7 december 2016 aan [verdachte] uitgereikt, ondanks het negatieve advies van de DPL.
Onderzoek in het Radex-systeem naar de reisbeweging van [medeverdachte] leerde dat [medeverdachte] op vrijdag 4 november 2016 naar Miami is gereisd.
Casus [E] (hierna: [E] )
Uit ingesteld onderzoek naar DPL-documenten is gebleken dat het bedrijf [E] c.q. [betrokkene 1] , zijnde de directrice van genoemd bedrijf, [verdachte] machtigde om werkzaamheden te verrichten als tramitador voor haar bedrijf. Deze werkzaamheden betreffen het aanvragen van werkvergunningen voor 10 werknemers voor de functie van "nightcleaner". De aanvraagbrief voor deze arbeiders is op 1 november 2016 bij het bureau van [medeverdachte] ingediend en werd op 2 november 2016 door [medeverdachte] geaccordeerd.
Op 1 november 2016 ontvangt [verdachte] een cheque ter waarde van Awg 10.000,- van [betrokkene 1] .
Op 2 november 2016 om 8.23 uur stort [verdachte] de cheque van [betrokkene 1] ter waarde van Awg 10.000,- op de bankrekening van [A] . Om 8.24 uur werd hetzelfde bedrag weer opgenomen door [verdachte] .
Op 2 november 2016 om 13.38 uur stort [betrokkene 2] een bedrag van US$ 2.461,84 (ongeveer Awg 4.500,-) op de visa card van [medeverdachte] .
Casus [F]
Onderzoek in het Radex-systeem naar de reisbeweging van [medeverdachte] leerde dat [medeverdachte] op zondag 19 maart 2017 naar Charlotte (VS) is gereisd.
4. Proces-verbaal Persoonsdossier [verdachte] (map 25, p. 46), inhoudende een telefoongesprek van 26 oktober 2016 naar [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ) van [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte] ):
[verdachte] : (..) Luister wat er was gebeurd. De vrouw heeft de brief, maar zij moet het ondertekenen. Zodat zij het aan mij kan geven met de ding die zij mij moet geven. Ik wil niet veel uithalen, omdat ik haar te lang liet wachten.. (onduidelijk)
[medeverdachte] : Maar voor welke dag zal zij het behandelen?
[verdachte] : Ik heb het vanaf (onduidelijk gestuurd).
[medeverdachte] : Ik moet het voor vrijdag hebben, daarom!
[verdachte] : Ik heb drie en 1. Ik heb drie dat ik daarmee zal komen. Als je mij zegt morgen, 's morgens, dan zal ik het brengen. Toevallig zullen ze het nu voor mij gaan ondertekenen.
[medeverdachte] : Goed.
[verdachte] : Ik kan je met vier helpen.
[medeverdachte] : "Alright"
5. Proces-verbaal Persoonsdossier [verdachte] (map 25, p. 47), inhoudende een telefoongesprek van 2 november 2016 om 8.52 uur van [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ) naar [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte] ):
[verdachte] : Ik ben klaar voor jou!
[medeverdachte] : Oke. Ik vertrek nu van huis. (..) Ongeveer om 10 uur op het kantoor. (..)
[verdachte] : Ik zal daar op jou wachten, heel goed.
6. Proces-verbaal Persoonsdossier [verdachte] (map 25, p. 507), inhoudende een telefoongesprek 17 maart 2017 van [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ) naar [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte] ):
(..)
[verdachte] : […] voor [F] .
[medeverdachte] : […] oké. Ik heb de "mail" gestuurd.
[verdachte] : Ja, je hebt de "mail" gestuurd, maar je hebt mij gezegd dat wij binnen één dag klaar zullen zijn.
(..)
[medeverdachte] : Ik heb, ik heb, ik heb je nodig.
[verdachte] : Dat weet ik altijd (gelach).
[medeverdachte] : Emmmmm, nee want ik heb een urgente reis aankomende zondag, daarom.
[verdachte] : Kijk! Je bent die dingen niet aan het ondertekenen, zodat ik rond kan komen.
[medeverdachte] : Emmmmm, hoe kunnen wij het toch doen?
(..)
[medeverdachte] : Oké, nee maar denk even samen met mij, om te kijken wat wij kunnen doen.
Stilte.
[medeverdachte] : Denk even en laat mij weten.
[verdachte] : [medeverdachte] ! Wat kan ik denken? Deze mensen... Vandaag is bijna iedereen gesloten. Jij hebt deze niet ondertekend. Ja, als je die hebt ondertekend kon ik proberen..
[medeverdachte] : Ja, nee rustig rustig.
[verdachte] : Ze zijn open, ze zijn open.
[medeverdachte] : Je bent aan het praten, luister! Praat niet. Praat die dingen niet via de telefoon.
[verdachte] : Ik kan jou helpen, maar ik moet oké krijgen, voor deze.
[medeverdachte] : Oké, laat mij even kijken. Ik zal je terugbellen.
7. Proces-verbaal van verdenking [verdachte] (map 25, p. 25 en 26), inhoudende als relaas van verbalisanten:
"Uit Whatsapp-berichten tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [medeverdachte] en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij Nina [verdachte] bleek het volgende:
Op 17 maart 2017 zegt [medeverdachte] : Ik moet 5 hebben."
8. Proces-verbaal van 6e verhoor van [betrokkene 7] (map 36, p. 443 e.v.), inhoudende als verklaring van [betrokkene 7] :
"De verschillende keren dat ik gehoord heb dat er spoed was voor het geld, was op momenten dat de minister (het Hof begrijpt: [medeverdachte] ) op reis moet. Dan heeft hij extra geld nodig. [betrokkene 8] zegt dan tegen mij: "Hij, [medeverdachte] , moet naar Miami reizen, of een keer moest hij, [medeverdachte] , naar Venezuela".
9. Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [verdachte] van 11 september 2017 (map 25, p. 473 e.v.), inhoudende als verklaring van [verdachte] :
"De eigenaar van [F] N.V. is [betrokkene 5] . Met zijn echtgenote [betrokkene 6] onderhield ik contact wat betreft werkvergunningen voor buitenlandse arbeiders ten behoeve van [F] . Ik heb werkvergunningen voor buitenlandse arbeiders ten behoeve van [F] geregeld. Dit hield in aanvragen voor ontheffingen en verlengingen.
[medeverdachte] (het Hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte] ) heeft tegen mij gezegd om te vragen voor een donatie. Volgens mij is dit aan het begin van het jaar gebeurd. [medeverdachte] heeft aan mij gevraagd of [F] open staat voor het doen van een bijdrage voor zijn campagne.”
Overwegingen omtrent het bewijs en bespreking van gevoerde verweren
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe in de kern aangevoerd dat geen bewijs voorhanden is dat de verdachte, in ruil voor werkvergunningen of ontheffingen, geld heeft betaald of beloofd aan [medeverdachte] .
De verdachte fungeerde in de ten laste gelegde periode als tramitador (tussenpersoon) voor meerdere bedrijven bij het verkrijgen van werkvergunningen en ontheffingen ten behoeve van buitenlandse werknemers.
Niet ter discussie staat dat de verdachte direct (telefonisch) contact had met minister [medeverdachte] over ontheffingen die door [medeverdachte] moesten worden ondertekend, dat [medeverdachte] (een deel van) deze ontheffingen daadwerkelijk heeft ondertekend en dat de verdachte geld heeft ontvangen voor haar werkzaamheden als tramitador.
De vraag die ter beantwoording voorligt, is of het dossier voldoende bewijs bevat dat de verdachte, voor het ondertekenen van deze ontheffingen, geld heeft betaald of beloofd.
In dit verband overweegt het Hof het volgende.
De verdachte heeft op 26 oktober 2017 in een telefoongesprek tegen [medeverdachte] gezegd dat zij hem ‘3 en 1 kan brengen’ en dat zij hem kan helpen met ‘4’. Uit gegevens van het DPL blijkt dat de verdachte in diezelfde periode ten behoeve van de bedrijven [B] (drie) en [C] (één), dus vier ontheffingen had aangevraagd die later door [medeverdachte] zijn ondertekend.
Opmerkelijk is dat de verdachte in dit telefoongesprek zegt dat zij [medeverdachte] kan helpen. Ook in het in de bewijsmiddelen opgenomen telefoongesprek dat tussen beiden is gevoerd op 17 maart 2017, is dit het geval. Daarbij komt, dat [medeverdachte] in verschillende afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken degene is die zegt de verdachte nodig te hebben. Deze rolverdeling roept vragen op en laat zich lastig in overeenstemming brengen met het feit dat juist de verdachte [medeverdachte] nodig heeft voor het verlenen van de ontheffingen en derhalve [medeverdachte] de verdachte zou moeten helpen, in plaats van andersom. De vraag komt op waarom en waarvoor [medeverdachte] de verdachte dan nodig zou hebben en waarmee de verdachte [medeverdachte] dan zou kunnen helpen? Zijn opmerking dat hij de verdachte nodig heeft, wordt door [medeverdachte] bovendien in verschillende telefoongesprekken in verband gebracht met reizen naar het buitenland die kort daarna zouden plaatsvinden en die - zo blijkt uit zijn reisbewegingen - ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ook in aanmerking genomen dat [medeverdachte] volgens de verdachte [betrokkene 7] altijd extra geld nodig had als hij op reis ging, is het voorgaande een sterke aanwijzing dat [medeverdachte] doelt op geld als hij zegt de verdachte nodig te hebben.
Het Hof wijst verder op de opmerkelijke chronologie van gebeurtenissen rondom de ontheffingen die door [medeverdachte] op 2 november 2016 ten behoeve van het bedrijf [E] (c.q. directrice [betrokkene 1] ) zijn geaccordeerd. Op 1 november 2016 heeft de verdachte een cheque ter waarde van Awg 10.000,- ontvangen van [betrokkene 1] , welke cheque door de verdachte op 2 november 2016 om 8.23 uur is gestort op de rekening van haar onderneming en een minuut later weer is opgenomen. Een klein half uur later heeft de verdachte aan [medeverdachte] telefonisch medegedeeld dat zij ‘klaar voor hem is’ en hebben [medeverdachte] en de verdachte een afspraak gemaakt om elkaar om 10 uur op het kantoor van [medeverdachte] te treffen. Op dezelfde dag, om 13.38 uur, wordt een groot contant geldbedrag (Awg 4.500,-) door [betrokkene 2] , de chauffeur van [medeverdachte] , gestort op de visacard van [medeverdachte] . Mede bezien in het licht van de inhoud van het voor het bewijs gebezigde telecommunicatieverkeer, verbindt het Hof hieraan de conclusie dat het door [betrokkene 2] op 2 november 2016 gestorte geldbedrag afkomstig is van de verdachte, door haar gedaan ter betaling van de ook op 2 november 2016 door [medeverdachte] geaccordeerde ontheffingen.
Op grond van het voorgaande - in onderling verband en samenhang beschouwd - is het Hof van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte in de casus [B] / [C] en de casus [E] /Dreisschor aan [medeverdachte] - in ruil voor het ondertekenen van ontheffingen - geldbedragen heeft betaald althans beloofd heeft geldbedragen te betalen. In zowel de casus [B] als de casus [F] heeft de verdachte aan [medeverdachte] gezegd om te kunnen helpen, hetgeen door het Hof in het licht van het hiervoor overwogene niet anders kan worden uitgelegd dan dat de verdachte [medeverdachte] helpt door hem te betalen voor door hem als minister te verlenen ontheffingen. Naar het oordeel van het Hof kan aldus worden bewezen dat de verdachte aan [medeverdachte] giften en/of beloften heeft gedaan teneinde [medeverdachte] - als noodzakelijk en door de verdachte gewild gevolg - te bewegen om iets te doen in strijd met zijn plicht. Het Hof zal de ten laste gelegde actieve ambtelijke omkoping dan ook bewezen verklaren.”