ECLI:NL:HR:2023:1676

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
22/02096
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake teruggaaf omzetbelasting en naheffingsaanslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F. van Hecke, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 mei 2022, nr. BK-21/00400, die op zijn beurt een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/2743) betrof. De kwestie draaide om een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018, alsook om een naheffingsaanslag die aan belanghebbende was opgelegd over hetzelfde tijdvak.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02096
Datum1 december 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 mei 2022, nr. BK-21/00400 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/2743) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018 en een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag over hetzelfde tijdvak.

1.Geding in cassatie

1.1
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F. van Hecke, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
1.2
Naar aanleiding van een mededeling van de president van het gerechtshof Den Haag aan partijen dat een of meer raadsheren van dat hof niet op correcte wijze zijn beëdigd, zijn partijen in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen. Belanghebbende heeft daarop het cassatieberoep aangevuld. Aangezien deze aanvulling na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.