ECLI:NL:HR:2023:1673

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
21/04998
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gemeenschappelijk Hof van Justitie inzake naheffingsaanslagen algemene bestedingsbelasting

In deze zaak heeft [X] N.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 13 september 2021. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de algemene bestedingsbelasting over het jaar 2015 en het tijdvak van 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017. De belanghebbende is vertegenwoordigd door J.P. Ruiter, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, die als verweerder optreedt, vertegenwoordigd is door [P].

De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld, waarbij enkele middelen zijn afgewezen op de gronden die zijn vermeld in eerdere rechtsoverwegingen van een ander arrest (ECLI:NL:HR:2023:1566). De overige klachten van de belanghebbende zijn eveneens beoordeeld, maar konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van deze klachten niet noodzakelijk was voor de ontwikkeling van het recht.

De Hoge Raad heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 1 december 2023 door de vice-president M.E. van Hilten en de raadsheren E.N. Punt, M.A. Fierstra, E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04998
Datum1 december 2023
ARREST
in de zaak van
[X] N.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 13 september 2021, nrs. BON2019H00121 en BON2019H00136 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BBZ nrs. BON201800372 en BON201800373) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de algemene bestedingsbelasting over het jaar 2015 en over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.P. Ruiter, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

2.1
De middelen ten dele falen op de gronden die zijn vermeld in rechtsoverwegingen 4.1 tot en met 4.5 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 23/02320, ECLI:NL:HR:2023:1566.
2.2
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, M.A. Fierstra, E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.