Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
1 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huwelijkse voorwaarden en de afwikkeling van een finaal verrekenbeding. De eiseres, aangeduid als de vrouw, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 6 september 2022 werd gewezen. De vrouw was het niet eens met de uitleg van het verrekenbeding zoals door het hof was gegeven. De man, verweerder in cassatie, heeft een verweerschrift ingediend waarin hij het cassatieberoep van de vrouw betwist. De zaak is behandeld met inachtneming van eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland en het arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw over het arrest van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat de klachten van de vrouw niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.