ECLI:NL:HR:2023:1656

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
22/00467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verjaring in strafzaak belaging ex-partner na niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, die in een langdurige relatie van 17 jaar met zijn ex-partner heeft gestaan, was eerder veroordeeld voor belaging. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, wat de Hoge Raad bevestigde. De verdachte voerde aan dat het recht tot strafvordering wegens verjaring was vervallen, maar de Hoge Raad oordeelde dat de schriftuur geen klachten bevatte over de niet-ontvankelijkverklaring door het hof. Hierdoor werd aangenomen dat het hof terecht had geoordeeld. Het vonnis in eerste aanleg werd onherroepelijk, en de klacht over verjaring kon niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad verwierp het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00467
Datum28 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 februari 2014, nummer 23-001083-13, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben M.M. Kuyp en J.L. Baar, beiden advocaat te Laren NH, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel voert aan dat het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen.
2.2
Nu de schriftuur geen klachten bevat over de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van het door de verdachte ingestelde hoger beroep en de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop dat oordeel ambtshalve zou moeten worden vernietigd, moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat het hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk in het hoger beroep heeft verklaard. Dit betekent dat het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden. De klacht dat na het wijzen van het arrest van het hof het recht tot strafvordering wegens verjaring is vervallen, kan daarom niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, zodat het cassatiemiddel tevergeefs is voorgesteld (vgl. ten aanzien van een klacht over overschrijding van de redelijke termijn HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:64).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 november 2023.