ECLI:NL:HR:2023:165

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
21/02418
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest in hoger beroep wegens niet-naleving van betekeningseisen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor rijden zonder geldig rijbewijs, nadat zijn rijbewijs was ingevorderd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar betwist dat hij op de hoogte was gesteld van de zitting in hoger beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding in hoger beroep op correcte wijze was betekend aan een schriftelijk gemachtigde van de verdachte, wat volgens de wet als een geldige betekening aan de verdachte zelf wordt beschouwd. Echter, er was geen afschrift van de dagvaarding naar de raadsman van de verdachte gestuurd, wat in strijd is met artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de procedure niet correct is verlopen. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02418
Datum7 februari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 mei 2021, nummer 20-001039-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het hof ’s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de verdachte niet overeenkomstig artikel 36b en volgende van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is opgeroepen voor de behandeling van de zaak op de terechtzitting in hoger beroep. Daartoe wordt aangevoerd dat de verdachte betwist dat hij een oproeping voor de terechtzitting heeft ontvangen.
2.2
Uit de stukken blijkt dat
(i) op 19 april 2021 hoger beroep is ingesteld namens de verdachte door een daartoe schriftelijk gemachtigde medewerkster van de strafgriffie van de rechtbank;
(ii) op dezelfde dag aan de hiervoor bedoelde medewerkster van de strafgriffie een dagvaarding van de verdachte is uitgereikt voor de terechtzitting van het gerechtshof op 28 mei 2021.
2.3
Artikel 408a Sv luidt:
“Indien het hoger beroep is ingesteld door de verdachte in persoon of door een gemachtigde ingevolge artikel 450, eerste en tweede lid, kan aanstonds een oproeping van de verdachte worden betekend om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen, ten einde terecht te staan ter zake van een of meer van de feiten hem in eerste aanleg telastegelegd.”
Artikel 450 leden 1, 2 en 5 Sv luidt:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
2. Indien de overeenkomstig het eerste lid gemachtigde hoger beroep tegen de einduitspraak instelt, brengt de machtiging tevens mede dat de gemachtigde de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep in ontvangst neemt.
5. De uitreiking van de oproeping aan de gemachtigde geldt als een uitreiking in persoon aan de verdachte. Een afschrift van de dagvaarding wordt aan het door of namens de verdachte daartoe opgegeven adres toegezonden.”
2.4
De onder 2.2 bedoelde dagvaarding in hoger beroep is uitgereikt aan een namens de verdachte schriftelijk gemachtigde medewerker ter griffie. Dit geldt op grond van artikel 450 lid 5 Sv als een uitreiking in persoon aan de verdachte. Met deze uitreiking is de betekening van de dagvaarding voltooid, ook al zou de verdachte geen afschrift van de dagvaarding hebben ontvangen (vgl. HR 15 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9824).
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in strijd met artikel 48 Sv geen afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsman van de verdachte is gezonden.
3.2
Uit de stukken blijkt dat de advocaat I.A.C. Cools zich bij brief van 3 mei 2021 aan de strafgriffie van het hof heeft gesteld als raadsman van de verdachte in hoger beroep. Bij de stukken bevindt zich verder een kopie van de op 19 april 2021 uitgereikte dagvaarding in hoger beroep. Noch uit mededelingen op die kopie noch uit enig ander stuk dat aan de Hoge Raad is gezonden, kan blijken dat een afschrift van die dagvaarding aan de raadsman van de verdachte is gezonden. Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is daar noch de verdachte noch diens raadsman verschenen.
3.3
Uit wat hiervoor is vermeld vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift van artikel 48, tweede volzin, Sv niet is nageleefd. Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2023.