ECLI:NL:HR:2023:1640
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over vennootschapsbelasting en belastingrente
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 juni 2021, met nummers BK-20/00662 en BK-20/00663. Dit hoger beroep volgde op eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag, genummerd SGR 19/6299 en SGR 19/6300, die betrekking hadden op de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2013 en 2014, alsook op de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en de beschikkingen volgens artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 24 november 2023 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.