ECLI:NL:HR:2023:1628

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
23/03334
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Crisismaatregel en afstand van recht op rechtsbijstand in het kader van de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een crisismaatregel die door de burgemeester van Amstelveen was genomen op basis van artikel 7:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2023, waarin zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de crisismaatregel werd gehandhaafd. De betrokkene had tijdens de mondelinge behandeling afstand gedaan van zijn recht op rechtsbijstand, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had onderzocht of de betrokkene een andere advocaat wenste. De rechtbank had in haar beschikking niet vermeld wat het resultaat van dit onderzoek was, wat in strijd was met de vereisten van de Wvggz en het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd door artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de afstand van het recht op rechtsbijstand, vooral in zaken die betrekking hebben op kwetsbare personen met psychische stoornissen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03334
Datum24 november 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: F.W.E. Eijsvogels,
tegen
DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE AMSTELVEEN,
zetelende te Amstelveen,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de burgemeester,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/13/733107 / FA RK 23-2833 van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2023.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De burgemeester heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van 25 mei 2023 en tot terugwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
De burgemeester heeft op grond van art. 7:1 Wvggz ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Betrokkene heeft daartegen bij de rechtbank beroep ingesteld, en op de voet van art. 10:12 Wvggz om schadevergoeding verzocht. Het beroep is ingediend door [advocaat 1].
2.2
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling vermeldt onder meer het volgende:
“Voorafgaand aan de mondelinge behandeling belde [advocaat 2], die als vervanging voor [advocaat 1] zou verschijnen, dat zij in de file stond. Zij is kort telefonisch gehoord.
(…)
Betrokkene:
Ik wil geen advocaat. Ik zal mijzelf verdedigen. Ik wil niet dat [advocaat 2] bij de zitting betrokken is. Onder geen omstandigheden. [advocaat 1] is niet mijn advocaat en [advocaat 2] vertegenwoordigt hem. [advocaat 1] is nooit bereikbaar en altijd op vakantie. Hij is een ‘crook’. Ik krijg alleen een door de Staat toegevoegde advocaat, terwijl ik een eigen advocaat probeer te regelen. Ik wil in cassatie tegen de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
[advocaat 2]:
U vraagt mij of er cassatie is ingesteld tegen de verleende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Dat is niet het geval.
Gelet op de stelligheid waarmee betrokkene afstand doet van zijn advocaat en diens vervanger, is [advocaat 2] niet verder (telefonisch) aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling om hier als toehoorder bij aanwezig te zijn.
(…)
Rechter:
Ik wil over de zaak nadenken. U kunt niet bij mij terecht om de beslissing ten aanzien van de drie weken te herzien. Daarvoor moet u naar de Hoge Raad en ik kan uw beroep daar niet instellen. Ik kan een nieuwe advocaat aan u toevoegen, maar die moet u dan niet ook wegsturen. Ik zal deze advocaat vragen zo spoedig mogelijk contact met u op te nemen. Ondertussen staat het u vrij om een eigen advocaat te vinden.”
2.3
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen de crisismaatregel ongegrond verklaard en zijn verzoek om schadevergoeding afgewezen. [1] In de beschikking staat over de bijstand van de advocaat het volgende:
“Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden bijgestaan door een advocaat. Betrokkene heeft zowel ten aanzien van [advocaat 1], als [advocaat 2] die als vervanging voor [advocaat 1] zou verschijnen afstand gedaan. Verzoeker wil zijn eigen verdediging voeren.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel richt zich tegen de hiervoor in 2.3 aangehaalde overweging van de rechtbank. Het voert aan dat als een betrokkene bij de behandeling van een beroep tegen een crisismaatregel te kennen geeft dat hij niet (meer) door de toegevoegde advocaat (en de vervanger van die advocaat) wil worden bijgestaan, de rechter moet onderzoeken of de betrokkene een andere advocaat wenst en in de beschikking blijk moet geven van het resultaat van dat onderzoek. Uit de bestreden beschikking blijkt niet dat de rechtbank dit onderzoek heeft verricht. Verder heeft volgens het middel de rechtbank miskend dat in zaken als de onderhavige afstand van het recht op rechtsbijstand niet te snel mag worden aangenomen. In het licht van de mededelingen van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling is het oordeel van de rechtbank dat betrokkene afstand heeft gedaan van zijn recht op rechtsbijstand onbegrijpelijk. De beslissing van de rechtbank is daarom onjuist of onvoldoende gemotiveerd, aldus het middel.
3.2
Ingevolge art. 1:7 lid 1, aanhef en onder b, Wvggz geeft de rechter, als een betrokkene op de voet van art. 7:6 Wvggz beroep tegen de crisismaatregel instelt, onverwijld aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan de betrokkene, indien niet blijkt dat de betrokkene reeds een advocaat heeft. Een met de kwetsbare positie van de betrokkene strokende uitleg van deze bepaling, in verbinding met art. 1:7 lid 3 Wvggz en art. 44 lid 2 Sv, brengt mee dat als de betrokkene te kennen geeft niet (meer) door de toegevoegde advocaat te willen worden bijgestaan, de rechter moet onderzoeken of de betrokkene toevoeging van een andere advocaat wenst. De rechter moet in de beschikking van het resultaat van dit onderzoek doen blijken. [2]
3.3
Het doen van afstand van het recht op rechtsbijstand is als zodanig niet onverenigbaar met art. 1:7 Wvggz, noch met art. 5 EVRM. In zaken als de onderhavige, waarin het gaat om de onvrijwillige opname in een accommodatie van veelal kwetsbare personen met een psychische stoornis, mag afstand van het recht op rechtsbijstand evenwel niet snel worden aangenomen. Die afstand mag alleen dan worden aangenomen als de betrokkene zijn wil daartoe in vrijheid heeft kunnen bepalen, die wil ondubbelzinnig kan worden vastgesteld, mede gelet op een mogelijke stoornis, en het doen van afstand in verhouding staat tot het belang van het recht dat daarmee wordt prijsgegeven. [3]
3.4
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene juridische bijstand van de aan hem toegevoegde advocaat en diens vervanger uitdrukkelijk heeft geweigerd. De rechtbank diende dus te onderzoeken of betrokkene toevoeging van een andere advocaat wenste. Uit het proces-verbaal en uit de beschikking blijkt niet dat de rechtbank dit heeft onderzocht. Voor zover dat wel is gebeurd, heeft de rechtbank niet in haar beschikking vermeld wat het resultaat van dat onderzoek is geweest.
Ingeval de rechtbank betrokkene aldus heeft begrepen dat hij elke bijstand van een advocaat weigerde, is dat onbegrijpelijk. Betrokkene heeft immers opgemerkt dat hij een eigen advocaat probeert te vinden. Uit hetgeen de rechtbank heeft overwogen, blijkt bovendien niet dat is voldaan aan de hiervoor in 3.3 genoemde voorwaarden om afstand van het recht op rechtsbijstand te kunnen aannemen.
De op het voorgaande gerichte klachten slagen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2023;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
24 november 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 25 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5610.
2.Vgl. o.a. HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1837, rov. 3.2.
3.Vgl. HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1837, rov. 3.3.