Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
24 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Almeersch Hippisch Centrum B.V. (hierna: AHC) en ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V. en ASR Aanvullende Ziektekostenverzekeringen N.V. (hierna gezamenlijk: ASR). AHC, de eiseres tot cassatie, had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 15 maart 2023, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat een exoneratieclausule in de paardrijlesovereenkomst onredelijk bezwarend was en dus vernietigbaar. ASR had in deze procedure verstek laten verlenen.
De Hoge Raad oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had nagelaten te motiveren waarom het verzoek van AHC om een mondelinge behandeling was afgewezen. Volgens artikel 87 lid 8 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de rechter partijen de gelegenheid te bieden hun standpunt mondeling uiteen te zetten, tenzij er klemmende redenen zijn om dit verzoek af te wijzen. De Hoge Raad concludeerde dat de kantonrechter niet op de juiste wijze had gehandeld door het verzoek om mondelinge behandeling ongemotiveerd te negeren.
De Hoge Raad heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Tevens heeft de Hoge Raad de proceskosten in cassatie gereserveerd, waarbij de kosten aan de zijde van AHC zijn begroot op € 968,93 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van ASR de kosten op nihil zijn vastgesteld.