ECLI:NL:HR:2023:1595
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake vennootschapsbelasting en omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 19 oktober 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2012, een boetebeschikking en een beschikking inzake belastingrente, alsook over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor dezelfde periode.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door F.M. van Gellekom, heeft de klachten over de uitspraak van het Hof ingediend, maar de Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft.