ECLI:NL:HR:2023:1590
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 februari 2023. De Centrale Raad had in deze uitspraak geoordeeld over een geschil dat betrekking had op de AOW. Belanghebbende had echter niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland, wat complicaties met zich meebracht voor de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), eindigde op 5 april 2023. Het beroepschrift was pas op 3 mei 2023 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad, wat betekent dat de termijn was overschreden. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende ook de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt.
Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.