ECLI:NL:HR:2023:1587
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over teruggaafbeschikking inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 september 2022, nummer 21/01157, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nummer BRE 20/6579). De zaak betreft een teruggaafbeschikking van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018.
Belanghebbende heeft zijn beroep in cassatie ingesteld naar aanleiding van de uitspraak van het Hof, waarin zijn hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de Rechtbank werd behandeld. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.