ECLI:NL:HR:2023:1582

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
23/00076
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht door Stichting [X]

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van de Stichting [X] tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 november 2022. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de belanghebbende, Stichting [X], een beroep heeft gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft de stichting in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen, alsook recente inkomensgegevens te overleggen. Echter, de gevraagde gegevens zijn niet aangeleverd, wat heeft geleid tot de voortzetting van de heffing van het griffierecht.

De griffier heeft de stichting bij aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid en is vervolgens per gewone post verzonden. Ondanks dat de griffier de stichting ook de gelegenheid heeft gegeven om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, heeft de stichting van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door raadsheer J. Wortel als voorzitter, met raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00076
Datum17 november 2023
ARREST
op het door de STICHTING [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 november 2022, nrs. SGR 22/2575 en SGR 22/2577 V.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld door de griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft belanghebbende een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen aan de Hoge Raad geretourneerd. Voorts is belanghebbende in de gelegenheid gesteld recente gegevens met betrekking tot haar inkomen over te leggen. De gevraagde gegevens zijn echter niet overgelegd, waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet.
1.2
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
1.3
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van de gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2023.