Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep van de verdachte
4.Beslissing
21 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door zowel de verdachte als het openbaar ministerie. De zaak betreft een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2021, waarin de verdachte was vrijgesproken van het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en van voorbereidings- of bevorderingshandelingen met betrekking tot een partij cocaïne die in de haven van Antwerpen in beslag was genomen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte geen cassatiemiddelen heeft ingediend, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Het openbaar ministerie had echter wel een cassatiemiddel ingediend, waarin werd betoogd dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen sprake kon zijn van 'voorbereiden' of 'bevorderen' in de zin van artikel 10a van de Opiumwet, wanneer de verweten handelingen na de inbeslagneming van de verdovende middelen plaatsvonden. De Hoge Raad oordeelde dat dit cassatiemiddel slaagde, en vernietigde de uitspraak van het hof, maar uitsluitend met betrekking tot de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.