ECLI:NL:HR:2023:1580

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
21/03513
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vrijspraak en voorbereidingshandelingen in drugszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was aangeklaagd voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en voor het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen met betrekking tot een partij cocaïne die in de haven van Antwerpen in beslag was genomen. De zaak draait om de vraag of handelingen die na de inbeslagneming van de verdovende middelen zijn verricht, nog kunnen worden gekwalificeerd als voorbereidings- of bevorderingshandelingen in de zin van de Opiumwet.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak van het hof, specifiek met betrekking tot de beslissingen over de voorbereidings- of bevorderingshandelingen en de strafoplegging. Het hof had geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastegelegde feiten, omdat de handelingen na de inbeslagneming niet meer strekten tot invoer of verder vervoer van de verdovende middelen. De Hoge Raad herhaalde echter relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het hof onjuist had geoordeeld over de voorbereidings- of bevorderingshandelingen.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Deze uitspraak benadrukt het zelfstandig karakter van de voorbereidings- of bevorderingshandelingen in de Opiumwet, zelfs als deze handelingen plaatsvinden na de inbeslagneming van de verdovende middelen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03513
Datum21 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2021, nummer 20-000314-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en het openbaar ministerie.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, S. van den Akker en M.J. van Berlo, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Ook het openbaar ministerie heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. Beide schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Waar het in deze zaak om gaat

De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie onder 4 als volgt samengevat waar het in deze zaak om gaat:
“Op 9 november 2018 is in de haven van Antwerpen een container op een schip dat afkomstig was uit Colombia, gecontroleerd en is een partij verdovende middelen (cocaïne) van 1136,6 kilogram aangetroffen. Na afstemming tussen de Nederlandse en Belgische autoriteiten is de partij in beslag genomen en is vervolgens een representatief monster van 110 gram teruggeplaatst, waarna de container weer is vrijgegeven. Op 13 november is de betreffende container opgehaald en getransporteerd naar een loods te Nieuwkoop die in eigendom is van de verdachte. De verdachte is (samen met medeverdachten) aangehouden bij het lossen van de lading. Aan hem is onder andere ten laste gelegd het – kort gezegd – medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 1136,6 kilogram cocaïne, alsmede het medeplegen van het verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen ten aanzien van de partij cocaïne van 1136,6 kilogram.”
3. Beoordeling van het cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld
3.1
Het cassatiemiddel klaagt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit over het oordeel van het hof dat geen sprake kan zijn van ‘voorbereiden’ of ‘bevorderen’ als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, als de aan de verdachte verweten handelingen hebben plaatsgevonden na de inbeslagneming van de partij verdovende middelen waarop die handelingen gericht zijn.
3.2.1
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 13 november 2018 te Nieuwkoop , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 1188 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 13 november 2018 te Nieuwkoop , in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen, in elk geval in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid van ongeveer 1188 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- een of meer ontmoeting(en) gehad, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer (telefoon)gesprek(ken) gevoerd en/of berichten gestuurd (al dan niet in versluierd taalgebruik), met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer (vracht)auto('s) gehuurd en/of bestuurd en/of geregeld, ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer loods(en) gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of geregeld, ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- zich begeven in de omgeving van de zeecontainer, teneinde de omgeving van die container te (laten) controleren op de aanwezigheid van opsporingsdiensten en/of criminele concurrenten en/of
- zich met een voertuig, al dan niet geschikt voor het verdere vervoer van die cocaïne, naar het bedrijventerrein aan de Energieweg in Nieuwkoop begeven, waar die zeecontainer zou aankomen, ten einde die container op de aanwezigheid van die cocaïne te (laten) controleren en/of die cocaïne uit die zeecontainer te (laten) verwijderen, en/of
- die zeecontainer geopend en/of laten openen en/of (laten) betreden en/of doorzocht en/of laten doorzoeken.”
3.2.2
Daarvan is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 13 november 2018 te Nieuwkoop , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 8 november 2018 tot en met 13 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- ontmoetingen gehad met betrekking tot het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- (telefoon)gesprekken gevoerd en/of berichten gestuurd, met betrekking tot het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een loods ter beschikking gesteld ten behoeve van het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- zich met een voertuig naar het bedrijventerrein aan de Energieweg in Nieuwkoop begeven, waar een zeecontainer zou aankomen, ten einde cocaïne uit die zeecontainer te (laten) verwijderen, en/of
- die zeecontainer laten openen en/of(laten) betreden.”
3.2.3
Het hof heeft in zijn arrest onder meer het volgende overwogen:
“Vrijspraak van (verlengde) invoer van harddrugs
Volgens vaste jurisprudentie kunnen handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer strekken tot de invoer of het verdere vervoer en afleveren van die verdovende middelen. Zoals uit het bovenstaande blijkt, hebben de aan de verdachte [verdachte] verweten handelingen plaats gevonden na de inbeslagname van het merendeel van de in de zeecontainer aangetroffen cocaïne. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de verdachte zowel ten aanzien van het onder 1 als het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken voor zover het de door de Belgische politie op 9 november 2018 inbeslaggenomen hoeveelheid van 1.136,6 kilogram cocaïne betreft. (...)
Wel acht het hof bewezen dat de verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne en aan het voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet met betrekking tot een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.”
3.3
De tenlastelegging is ten aanzien van feit 2 toegesneden op artikel 10a lid 1 Opiumwet in verbinding met artikel 10 leden 4 en 5 Opiumwet. De voorbereiding of bevordering van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 leden 4 en 5 Opiumwet is in artikel 10a lid 1 Opiumwet als zelfstandig delict strafbaar gesteld. Voor de verwezenlijking van dat delict is niet vereist dat van de handelingen al bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf (als bedoeld in artikel 10 leden 4 en 5) zij dienen. Als de voorbereidings- of bevorderingshandelingen wel gericht zijn op een misdrijf dat in de voorstelling van de verdachte concrete vormen heeft aangenomen, ontneemt het enkele feit dat de voorbereidingshandelingen niet meer kunnen dienen om het begaan van juist dat concrete misdrijf voor te bereiden of te bevorderen omdat inmiddels ingetreden omstandigheden aan de verwezenlijking van dat misdrijf in de weg staan, aan die handelingen niet hun zelfstandig strafbaar karakter. Dat geldt ook als met die voorbereidings- of bevorderingshandelingen een begin is gemaakt, nadat die verhinderende omstandigheid zich heeft voorgedaan. (Vgl. HR 13 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0494 en HR 29 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3862.)
3.4
Het hof heeft ten aanzien van zowel het onder 1 als het onder 2 tenlastegelegde feit geoordeeld dat de verdachte moet worden vrijgesproken voor zover het de inbeslaggenomen hoeveelheid van 1136,6 kilogram cocaïne betreft. Het hof heeft daaraan ten grondslag gelegd dat handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer strekken tot de invoer of het verdere vervoer en afleveren van die verdovende middelen. Gelet op wat onder 3.3 is vooropgesteld, is dat oordeel ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde voorbereidings- of bevorderingshandelingen onjuist.
3.5
Het cassatiemiddel slaagt.
4. Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte zijn voorgesteld
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de cassatiemiddelen niet nodig.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 november 2023.