ECLI:NL:HR:2023:1551

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
23/00382
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door I.N.D.J. Rissema, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 december 2022, nr. 22/00024. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 20/5122) die betrekking had op een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 10 november 2023 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00382
Datum10 november 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 december 2022, nr. 22/00024, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 20/5122) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door I.N.D.J. Rissema, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023.