ECLI:NL:HR:2023:1536
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat door belanghebbende was ingesteld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende verzocht om binnen twee weken een formulier in te vullen en in te dienen dat betrekking had op zijn inkomen en vermogen. Dit formulier is echter niet binnen de gestelde termijn ingediend.
Na het verstrijken van deze termijn heeft de griffier belanghebbende per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een nieuwe termijn van vier weken gesteld voor betaling. De brief is door belanghebbende afgehaald, maar het griffierecht is niet voldaan. Op 25 juli 2023 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om via het webportaal van de Hoge Raad te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De Hoge Raad heeft op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 10 november 2023.