Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
Derde lid
4.Beslissing
3 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2023 uitspraak gedaan over de vraag of de rechtbank met overeenkomstige toepassing van artikel 6:4 lid 4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) kan bepalen dat betrokkene kan worden opgenomen in een forensische zorginstelling. Betrokkene, die eerder gedetineerd was in een justitiële jeugdinrichting, had een crisismaatregel opgelegd gekregen. De officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van deze crisismaatregel en om te bepalen dat betrokkene tijdelijk kan worden geplaatst in een instelling als bedoeld in de Wet forensische zorg (Wfz). De rechtbank verleende de verzochte machtiging en bepaalde dat betrokkene kan worden opgenomen in een forensische zorginstelling. De Hoge Raad oordeelde dat de wet niet expliciet voorziet in de mogelijkheid om in het kader van een crisismaatregel of een machtiging tot voortzetting daarvan te bepalen dat betrokkene in een forensische zorginstelling kan worden opgenomen. Echter, de Hoge Raad concludeerde dat het wel mogelijk is, mits de relevante bepalingen van de Wfz en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing worden verklaard. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de rechtbank.