Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
27 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vaststelling van kinderalimentatie. De man, die in cassatie is gegaan, had een onderhoudsverplichting voor zijn minderjarige dochter, die bij de vrouw woont. De rechtbank had de kinderalimentatie vastgesteld op € 129 per maand, een bedrag dat door het gerechtshof Den Haag werd bekrachtigd. De man had echter ook drie andere kinderen uit een eerdere relatie, waarvoor hij eveneens onderhoudsplichtig was. Het hof had bepaald dat van de draagkracht van de man € 75 per maand beschikbaar was voor deze drie kinderen, maar zonder dat dit bedrag was onderbouwd met concrete cijfers over zijn bijdragen aan hun kosten.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende rekening had gehouden met de belangen van de andere kinderen van de man. Volgens de vaste rechtspraak moet, wanneer iemand onderhoudsverplichtingen heeft jegens kinderen uit verschillende relaties en zijn draagkracht niet toereikend is om aan al deze verplichtingen te voldoen, het beschikbare bedrag in beginsel gelijkelijk over de kinderen worden verdeeld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een andere verdeling rechtvaardigen. De Hoge Raad concludeerde dat het hof de onderhoudsverplichting van de man voor zijn dochter had vastgesteld zonder de noodzakelijke afweging van de belangen van zijn andere kinderen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ongelijke verdeling rechtvaardigden.
Daarom heeft de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de onderhoudsverplichtingen van ouders met kinderen uit verschillende relaties.