Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
7 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 6 september 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was in deze strafzaak betrokken bij een poging tot doodslag. Dit gebeurde in 2021 in Amsterdam, naar aanleiding van een ruzie over een basepijp, waarbij de verdachte een ander met een mes in de hals heeft gestoken. De advocaat van de verdachte, C.M. Peeperkorn, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van artikel 80a RO in cassatiezaken illustreert.