Uitspraak
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 juli 2022. De zaak betreft een geschil over door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën en de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie en Veiligheid, hebben gereageerd op het beroep in cassatie met een verweerschrift.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.