Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, cocaïne en amfetamine. Het hof had als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte zich zou laten opnemen in een zorginstelling voor een kortdurende klinische opname, afhankelijk van een indicatie van de reclassering. De verdachte heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat A.M.J. Comans een cassatiemiddel heeft voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar alleen voor de bijzondere voorwaarde. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beslissing over de noodzaak van opname in een zorginstelling en de duur daarvan voorbehouden is aan de rechter, en niet aan de reclassering of andere instanties. De door het hof gestelde voorwaarde, die de beslissing over opname in handen legt van de reclassering, is daarmee onverenigbaar met artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechterlijke controle over de voorwaarden die aan een voorwaardelijke straf worden verbonden, vooral in zaken die betrekking hebben op de opname in zorginstellingen.