ECLI:NL:HR:2023:1418

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
22/01444
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bijzondere voorwaarde van opname in zorginstelling bij opzettelijk bezit van drugs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, cocaïne en amfetamine. Het hof had als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte zich zou laten opnemen in een zorginstelling voor een kortdurende klinische opname, afhankelijk van een indicatie van de reclassering. De verdachte heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat A.M.J. Comans een cassatiemiddel heeft voorgesteld.

De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar alleen voor de bijzondere voorwaarde. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beslissing over de noodzaak van opname in een zorginstelling en de duur daarvan voorbehouden is aan de rechter, en niet aan de reclassering of andere instanties. De door het hof gestelde voorwaarde, die de beslissing over opname in handen legt van de reclassering, is daarmee onverenigbaar met artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechterlijke controle over de voorwaarden die aan een voorwaardelijke straf worden verbonden, vooral in zaken die betrekking hebben op de opname in zorginstellingen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01444
Datum17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 april 2022, nummer 22-001020-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest doch uitsluitend voor zover het de in het cassatiemiddel bedoelde voorwaarde betreft en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de door het hof gestelde bijzondere voorwaarde die kort gezegd inhoudt dat de verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling voor een kortdurende klinische opname als de reclassering daartoe een indicatie aanvraagt en deze verkrijgt. Het voert daartoe aan dat de beslissing of en wanneer zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling, is voorbehouden aan de rechter.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte veroordeeld wegens het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, cocaïne en amfetamine. De uitspraak van het hof bevat ten aanzien van de strafoplegging onder meer de volgende beslissingen:
“Het hof:
(...)
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
(...)
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren:
(...)
- de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
(...)
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt, zal laten behandelen door [A] GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling aansluitend zal starten aan de klinische opname. De veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van die behandeling. De reclassering kan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, dan dient de veroordeelde zich te laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven (7) weken, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling verantwoord vindt.”
2.2.2
De uitspraak van het hof houdt onder het opschrift “Strafmotivering” verder onder meer het volgende in:
“Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 16 februari 2021. In de door de reclassering opgemaakte rapportage is vermeld dat de verdachte op bijna alle leefgebieden problemen heeft, met name verslavings- en psychische problematiek. In het reclasseringsadvies wordt geadviseerd om bij veroordeling aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld onder meer een meldplicht, opname in zorginstelling 'de Weerlanden' of een soortgelijke zorginstelling en meewerken aan een ambulante behandelverplichting met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname voor detoxificatie voor de duur van maximaal zeven weken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het nu goed met hem gaat en dat hij al enige tijd clean is. Hij is mantelzorger voor zijn moeder en zus en heeft zijn leven op orde met woonruimte en een uitkering. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij op dit moment reeds een ambulante behandeling volgt bij een privé instelling en daarom geen klinische behandeling nodig heeft. De raadsman heeft betoogd dat gelet op de gewijzigde omstandigheden waarin cliënt thans verkeert op grond van de Reclasseringsrapportage van 16 februari 2021 niet tot klinische opname kan worden gekomen. Het hof volgt de raadsman niet. Naar het oordeel van het hof geven de thans gewijzigde omstandigheden van de verdachte blijk van een wending ten goede in het leven van de verdachte maar die is, gelet op zijn recente ernstige verslavingsgeschiedenis en -problematiek precair, en verdient nadere borging. Het hof gaat ervan uit dat als komt vast te staan dat de situatie van de verdachte inderdaad volledig ten goede is gekeerd, de maximale duur voor de kortdurende klinische opname van zeven weken niet ten volle hoeft te worden benut.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Ter voorkoming van recidive zullen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de hierna te melden bijzondere voorwaarden worden verbonden.”
2.3
Artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd, heeft te voldoen:
(...)
10°. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling.”
2.4.1
Op grond van artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr kan als bijzondere voorwaarde bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf de opneming van de veroordeelde in een zorginstelling worden gesteld. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling en voor welke duur, is voorbehouden aan de rechter. (Vgl. HR 19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:946.)
2.4.2
Gelet hierop is de door het hof gestelde bijzondere voorwaarde, voor zover deze de beslissing of de verdachte zich voor de duur van maximaal zeven weken (of zo veel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling verantwoord vindt) moet laten opnemen in een zorginstelling, in handen legt van de reclassering, de voor indicatie verantwoordelijke instantie en/of de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, onverenigbaar met artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2023.