ECLI:NL:HR:2023:1405
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake informatiebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door M. van Leeuwen, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 8 november 2022. Het Gerechtshof had eerder een uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Den Haag, die betrekking had op een informatiebeschikking die aan belanghebbende was gegeven. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], diende een verweerschrift in tegen het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. In de beslissing verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond en stelde belanghebbende een termijn van vier weken om te voldoen aan de verplichtingen die in de informatiebeschikking waren neergelegd. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.