ECLI:NL:HR:2023:1402

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
22/01546
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Minister van Financiën van Curaçao inzake naheffingsaanslagen in de belasting over de jaren 2012 tot en met 2015

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 22 februari 2022 werd gedaan in de zaken CUR2021H00142 tot en met CUR2021H00164. Dit hoger beroep volgde op eerdere uitspraken van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die betrekking hadden op verschillende naheffingsaanslagen in de winstbelasting, omzetbelasting en loonbelasting over de jaren 2012 tot en met 2015. De naheffingsaanslagen betroffen onder andere de winstbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014, de omzetbelasting over de jaren 2013 tot en met 2015, en de loonbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ over de jaren 2012 tot en met 2015. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/01546
Datum6 oktober 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de MINISTER VAN FINANCIËN VAN CURAÇAO
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 22 februari 2022, nrs. CUR2021H00142 tot en met CUR2021H00164 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (nrs. CUR202003359 tot en met CUR202003366 en CUR202003381 tot en met CUR202003395) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de winstbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014, aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2013 tot en met 2015, aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de loonbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ over het jaar 2012, aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de loonbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ over de jaren 2013 tot en met 2015, en de bij alle naheffingsaanslagen gegeven boetebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023.