ECLI:NL:HR:2023:1400
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie en overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 september 2020. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 28 september 2018, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij opgelegde boete voor de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 december 2014. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht, maar heeft deze onmacht niet aannemelijk gemaakt. Ondanks herhaalde aanmaningen is het griffierecht niet voldaan, waardoor het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast heeft de Hoge Raad de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure beoordeeld. Het beroep in cassatie was ingesteld op 23 november 2020, en de Hoge Raad constateerde dat er meer dan zes maanden maar minder dan twaalf maanden was verstreken sinds de indiening van het beroep. Aangezien de opgelegde boete door de Rechtbank was verminderd tot € 3.103, en deze meer dan € 1.000 bedroeg, heeft de Hoge Raad besloten om de boete verder te verminderen met 10 procent tot € 2.792 als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de boete, en de boete verminderd tot € 2.792. Dit arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten en de raadsheren E.N. Punt en P.A.G.M. Cools, en openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023.