ECLI:NL:HR:2023:1395
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over het verschuldigde griffierecht, waarbij belanghebbende een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende eerder verzocht om een formulier in te vullen met betrekking tot zijn inkomen en vermogen, maar dit formulier was niet tijdig ingediend. Vervolgens ontving belanghebbende op 17 mei 2023 een aangetekende brief waarin hij werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken kreeg om dit te betalen. Ondanks dat de brief was afgehaald, werd het griffierecht niet voldaan. Op 19 juni 2023 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar ook hier heeft belanghebbende geen gebruik van gemaakt. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en twee raadsheren.