Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil tussen buren over de eigendom van een strook grond. De zaak is ontstaan uit een conflict over de uitleg van een leveringsakte en de vraag of er sprake is van een miskenning van artikel 3:119 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De eiser heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de verweerders een verweerschrift hebben ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep. Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof, komt de Hoge Raad tot de conclusie dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.