2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 30 september 2017 heeft [eiser] samen met anderen voor [verweerder] tegen betaling een schuur gedemonteerd. Tijdens deze werkzaamheden is gebruikgemaakt van een metalen bak die los was geplaatst op de dragers van een door [verweerder] bestuurde vorkheftruck. [eiser] en een ander hebben in deze bak gestaan om op een hoogte van omstreeks twee meter een dakspant te demonteren. De metalen bak is met hen erin van de dragers afgevallen. [eiser] is daarbij onder de bak terechtgekomen en heeft daardoor letsel opgelopen aan zijn rechterarm en rechterelleboog.
(ii) Over de medische behandeling volgend op het ongeval heeft de behandelend chirurg (hierna: de chirurg), aan de advocaat van [eiser] bij brief van 12 januari 2018 het volgende bericht:
“Patiënt meldde zich op de spoedeisende hulp op 30 september 2017 nadat hij bij een ongeval betrokken was. Hij was van een hoogte gevallen en op de rechter elleboog terechtgekomen. Er werd een gecompliceerde communitieve monteggia fractuur aan de rechterzijde gezien, waarvoor dezelfde avond een operatie plaatsvond. Er werd een bijna anatomische repositie bereikt met een plaatfixatie welke aanvankelijk middels een spalk werd behandeld.
Wij zagen patiënt terug op 17 oktober 2017. De wondgenezing was goed. De brace werd afgebouwd. Patiënt kreeg fysiotherapie voorgeschreven en een en ander werd goed uitgelegd met behulp van de tolkentelefoon. (...) Het laatste poliklinisch bezoek was op 8 januari 2018, kort geleden dus. CT-scan onderzoek toont dat het gewricht niet anatomisch is, maar redelijk goed is hersteld. Er is progressieve doorbouw te zien, maar nog geen complete consolidatie. Bij lichamelijk onderzoek geeft patiënt geen pijn aan. De elleboog is nog maar slechts weinig gezwollen en heeft een extensie beperking van 25 graden. Ik heb patiënt gezegd dat hij voorzichtig wat mag gaan werken, maar wel binnen de pijngrens zijn elleboog moet gebruiken. (...) Uiteindelijk denk ik dat volledige consolidatie te verwachten valt, maar dat er wel enige functiebeperking zal blijven. Wellicht dat in verband met lokale klachten het osteosynthesemateriaal op termijn moet worden verwijderd, maar dit is op dit moment nog niet te zeggen.”
(iii) Bij brief van 17 oktober 2018 heeft de chirurg aan de advocaat van [eiser] het volgende bericht:
“Ondertussen is patiënt voor een laatste polikliniekbezoek teruggeweest op 23 maart 2018. CT-scan is opnieuw verricht en toont iets meer doorbouw, maar niet volledig. (...) Het gaat redelijk met de elleboog, maar hij blijft wel wat gevoelig. Patiënt zegt wel weer te werken. De functie toont een extensiebeperking van zo’n 25 tot 30 graden met een bijna volledige flexie en de pro supinatie zijn volledig zonder crepitaties.
Natuurlijk is de plaat over het olecanon vaak wel een implantaat dat klachten kan geven, mogelijk ook bij patiënt, maar het is nog te vroeg voor het verwijderen van het materiaal. Ik heb destijds afgesproken na zes maanden weer een CT-scan te maken voor verder onderzoek, maar dit consult heeft nog niet plaatsgevonden. Ik kan u dan ook over het verdere beloop na de policontrole van 23 maart niets meer zeggen. (...)”
(iv) Een in vertaling overgelegd bericht van een arts radioloog van een gezondheidszorginstelling in Belzyce (Polen) van 11 februari 2020 maakt melding van onderzoek van twee röntgenfoto’s van de elleboog van [eiser], en merkt daarover op:
“
Beschrijving van het onderzoek:
Peri-articulaire osteoporose.
Een doorgemaakte comminutieve fractuur van ulna. Fractuurdelen zijn operatief [gezet], met behulp van een spalk gefixeerd, geen kenmerken van het aaneengroeien - vertraagd aaneengroeien? Een zich vormende pseudartrose? Doorgemaakte fractuur van de radiuskop? – eventueel fractuurdelen in de callus.”
(v) Een in vertaling overgelegd bericht van een in Lublin (Polen) gevestigde arts orthopeed-traumatoloog van 7 maart 2020 vermeldt het volgende:
“
Lichamelijk onderzoek
Het röntgenbeeld – status na de fractuur van boveneinde van ulna met afgebroken olecranon rechts operatief behandeld door fixatie van de verbroken continuïteit met een metalen plaat met 2 zichtbare schroeven, met afwezigheid van het aaneengroeien van het olecranon alsmede met afwijkingen van een vroeg stadium van artrose van het ellebooggewricht.
In het onderzoek van de beweeglijkheid van het ellebooggewricht een buigcontractuur 45 graden in het rechterellebooggewricht met pijn bij de uiterste stand van de bewegingen van pronatie alsmede supinatie van de onderarm, met een bewegingsbeperking van circa 30% met pathologisch verspringen in het ellebooggewricht – dit is een symptoom van de afwezigheid van het aaneengroeien van de fractuurzone alsmede een vroege artrose van dit gewricht (ellebooggewricht rechts).
Behandeling
Doorgemaakt ongeval op 30-09-2017 (val van hoogte van 3 m, massief rechterelleboogletsel)”
(vi) Een in vertaling overgelegde beslissing over [eiser] van het College inzake Uitspraken omtrent Medische Handicap in Lublin (Polen) van 2 oktober 2019, luidt voor zover relevant:
“
Uitspraak omtrent mate van medisch handicap
(...)
beslist
I. rangschikken tot mate van medische handicap – GEMATIGD
II. symbool van de oorzaak van medische handicap – 05-R
III. uitspraak wordt verstrekt tot en met – 31-10-2024
IV. de medische handicap bestaat sinds – niet mogelijk om te bepalen
V. de bepaalde mate van medische handicap dateert vanaf – 04-09-2019”
(vii) Op verzoek van [eiser] heeft een medisch adviseur van het Medisch Advies Bureau (hierna: het MAB) op 1 december 2020 een medisch advies uitgebracht, gebaseerd op de hiervoor onder (ii)-(vi) weergegeven medische informatie. De medisch adviseur schrijft in dat advies onder meer het volgende:
“(…) Het feit dat de betrokkene tussen 23-03-2018 en 11-02-2020 zich niet heeft onderworpen aan behandeling, kan ik niet beoordelen, maar de röntgenopname en de conclusies van de chirurg op 11-02-2020 kunnen mijns inziens niet worden genegeerd.
De prognose van een olecranonfractuur, die adequaat gefixeerd is in een anatomische stand, is gunstig. Echter, bij de betrokkene zijn er twee factoren die de prognose zullen bepalen: pseudoartrose en artrose. De prognose van een olecranonfractuur die pseudoartrose vertoont, is slecht. (…) Verder hebben we hier te maken met een gewricht dat artrose vertoont. Deze artrose leidt veelal tot pijnklachten en functieverlies van het gewricht. Artrose is helaas niet te genezen en de progressie hiervan is niet te voorkomen. In deze casus, zelfs na het behandelen van pseudoartrose, zal de functie van de elleboog matig blijven.
Ja, het is te verwachten dat de betrokkene een blijvende invaliditeit zal hebben als gevolg van het letsel aan de rechter elleboog. Het berekenen van het percentage is afhankelijk van verschillende parameters, die het lastig maken om aan de hand van de beschikbare medische informatie, uit te rekenen. Over het algemeen, bij een elleboogfractuur met posttraumatische artrose, kan een blijvende invaliditeit van 1-9% UE, die gepaard gaat met 1-5% GP, worden berekend.
(…) Mijn advies zou zijn om eerst de plaat te laten verwijderen. Hierna kan adequaat worden onderzocht of de fractuur daadwerkelijk niet vastgegroeid is. Ook de mate van artrose kan daarna beter in beeld worden gebracht. (…)”