Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
3 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 december 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1984, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op het medeplegen van afpersing van een voormalig lid van een motorclub, zoals omschreven in artikel 317.1 jo. 312.2.2 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie verweer gevoerd tegen de schendingen van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registeren van verhoren, en stelde dat deze schendingen hadden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie of tot bewijsuitsluiting. Daarnaast werd er een verzoek tot getuigen gehoord, dat door de Hoge Raad werd afgewezen.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing van de Hoge Raad was om het beroep te verwerpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral in het kader van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep, en de toetsingskaders die door de lagere rechters zijn gehanteerd. De zaak heeft ook samenhang met andere lopende zaken, zoals 21/05260, 21/05285, 21/05329, 21/05344 en 21/05355.