ECLI:NL:HR:2023:1339

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
22/04004
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid van incidenteel beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland. De zaak betreft verzoeken van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 september 2022, waartegen het cassatieberoep was ingesteld, had betrekking op meerdere nummers van hoger beroep en eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland.

Belanghebbende heeft zijn beroep in cassatie ingesteld, terwijl de Heffingsambtenaar incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft het incidentele beroep, heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste machtiging of verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Hierdoor heeft de Hoge Raad het incidentele beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het principale beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond werd verklaard, en het incidentele beroep van de Heffingsambtenaar niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/04004
Datum29 september 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de HEFFINGSAMBTENAAR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING RIVIERENLAND
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 september 2022, nrs. BK-ARN 21/00653, 21/00654, 21/00657 en 21/00658 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 20/3145, 20/3146, 20/3807 en 20/3810) betreffende verzoeken van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.

2.Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het incidentele beroep

Het incidentele beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld door de heffingsambtenaar.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen vier weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij door het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Rivierenland is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Rivierenland dat dit ermee instemt. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het incidentele beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het principale beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond, en
- verklaart het incidentele beroep in cassatie van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023.