ECLI:NL:HR:2023:1322
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, die in beroep ging tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 25 oktober 2022. Het beroep in cassatie was geregistreerd onder nummer 22/04458. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald. De griffier had belanghebbende eerder gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en had een termijn van vier weken gesteld. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid, waarna adresverificatie plaatsvond en de brief opnieuw werd verzonden. Ondanks deze herhaalde pogingen heeft belanghebbende niet binnen de gestelde termijn gereageerd of het griffierecht voldaan. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en twee raadsheren.