Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
26 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 22 februari 2022 werd gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1979, die wordt beschuldigd van het medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne via drugskoeriers vanuit Suriname naar Schiphol, in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, E. van Reydt, cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, aangezien het niet nodig was om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.