ECLI:NL:HR:2023:1300
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake teruggaaf belasting personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 juni 2022, nr. 21/01158. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/5794) die betrekking had op een verzoek van belanghebbende om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) waren als partijen betrokken in deze procedure.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft zijn cassatieberoep ingediend, waarop de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel is niet gemotiveerd, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 22 september 2023.