Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
31 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 2 juni 2022 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij in 2018 in Boxtel zijn partner met een vleesmes in de borstkas zou hebben gestoken. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend. Dit betekent dat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen de gestelde termijn een schriftuur met klachten in te dienen bij de Hoge Raad. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen, zoals bepaald in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft daarom het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak vond plaats op 31 januari 2023, waarbij de raadsheer C. Caminada de beslissing heeft genomen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.