De ondernemingskamerheeft een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Funda over de periode vanaf 22 september 2016. Zij heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
Voor zover de bezwaren en de verzoeken van FundaBelang c.s. en Funda betrekking hebben op het handelen van NVM, geldt voor NVM dat zij geen aandeelhouder van Funda is en dat haar handelen in zoverre dan ook geen onderwerp van deze enquêteprocedure kan zijn. (rov. 4.3)
Funda is bij de oprichting bewust op enige afstand van NVM geplaatst. De aandelen in Funda worden daarom niet direct door NVM gehouden, maar door NVM Holding en STAK Funda. Funda heeft een eigen bestuur en een eigen raad van commissarissen en zij wordt – ook in de oorspronkelijke bedoeling van de oprichters – geacht haar eigen strategie te bepalen. Anderzijds hield NVM wel steeds (middellijk) een meerderheidsbelang. Daarnaast kreeg NVM het recht het bestuur van STAK Funda te benoemen en werd in de licentieovereenkomst bepaald dat NVM bevoegd was (en is) nadere voorwaarden te stellen aan het gebruik van de data als het gebruik van (een deel van) de informatie door Funda strijdig is met de belangen van NVM. (rov. 4.25)
NVM Holding vormt als grootaandeelhouder de schakel tussen NVM en haar leden enerzijds en Funda anderzijds. Het succes en de verdere groei van Funda worden als een potentiële bedreiging gezien door de actieve NVM-leden. Een beperking van de vrijheid van Funda om te innoveren en te groeien, belemmert mogelijk het bestendige succes van Funda’s onderneming en vormt wellicht een bedreiging voor de leidende marktpositie van Funda en daarmee ook voor de positie van NVM. NVM is op haar beurt weer grotendeels afhankelijk van inkomsten uit Funda en is dus ook gebaat bij een verdere groei van de onderneming. De certificaathouders hebben een gerechtvaardigd belang bij waardevermeerdering van hun certificaten en een deel van hen wil na twintig jaar een reële mogelijkheid om die waarde door verkoop te realiseren. Toetreding van een strategische externe aandeelhouder zou die mogelijkheid kunnen bieden, maar betekent ook een beperking van de zeggenschap van NVM Holding en daarmee van invloed van de NVM-leden. (rov. 4.27)
NVM Holding c.s. hebben zich dit ook gerealiseerd. Tegen die achtergrond proberen zij al jaren tot besluitvorming te komen over de toekomst van de aandeelhoudersstructuur, de positie van Funda, het al dan niet toetreden van een derde aandeelhouder en een mogelijke
exitvoor de certificaathouders. De door FundaBelang c.s., Funda en STAK Funda aangevoerde bezwaren komen erop neer dat de wijze waarop NVM Holding c.s. hebben geprobeerd tot besluitvorming te komen over de toekomst van de aandeelhoudersstructuur, de positie van Funda en een mogelijke
exitvoor de certificaathouders, onvoldoende zorgvuldig en voortvarend is geweest, waarbij NVM Holding c.s. de autonome positie van Funda ten onrechte niet respecteren, zij Funda belemmeren in haar verdere ontwikkeling en onvoldoende oog hebben voor de belangen van de certificaathouders. (rov. 4.28)
Tussen partijen staat vast dat Funda en NVM Holding c.s. organisatorisch zijn verbonden. Hoewel NVM Holding inderdaad enige zeggenschap uitoefent, staat Funda op dit moment niet onder een daadwerkelijk uitgeoefende centrale leiding van (een groepsvennootschap van) NVM Holding c.s. Kortom, Funda heeft bepaalde trekken van een groepsvennootschap en NVM Holding heeft het gelet op haar aandelenbelang in haar macht om van Funda een groepsvennootschap te maken, maar Funda kan op dit moment niet als groepsmaatschappij van NVM Holding c.s. worden aangemerkt. Ook zonder dat Funda groepsvennootschap van NVM Holding c.s. is, moet het bestuur van Funda terdege rekening houden met de wensen en belangen van haar (middellijk) grootaandeelhouder met wie zij historisch en organisatorisch is verbonden. (rov. 4.32-4.34)
In de gegeven omstandigheden brengt de op grond van art. 2:8 BW op NVM Holding c.s., als (middellijk) meerderheidsaandeelhouders rustende zorgvuldigheidplicht mee dat zij Funda, STAK Funda en de certificaathouders niet langer in het ongewisse mogen laten en dat zij een heldere keuze maken over de toekomst van de aandeelhoudersstructuur, de positie van Funda en een mogelijke
exitvoor de certificaathouders. Dit betekent dat NVM Holding c.s. moeten kiezen. Of zij laten het bestuur van Funda de vrijheid om haar eigen strategie te bepalen, ook als dit mogelijk strijdig is met de belangen van de NVM-leden, of zij bieden de certificaathouders een
exit-mogelijkheid die recht doet aan de door geïnteresseerde investeerders ingeschatte waarde van Funda. Daarbij geldt dat zolang NVM Holding c.s. die keuze niet maken, zij de autonomie van het bestuur van Funda om haar eigen strategie te bepalen en uit te voeren zullen moeten respecteren. De ondernemingskamer stelt vast dat NVM Holding c.s., ondanks alle inspanningen sinds 2016, die keuze nog steeds niet hebben gemaakt. (rov. 4.38)
De ondernemingskamer acht voldoende aannemelijk dat het feit dat NVM Holding c.s. in de loop der jaren niet in staat zijn gebleken om een helder besluit te nemen over de toekomst van de aandeelhoudersstructuur, de positie van Funda en een mogelijke
exitvoor de certificaathouders, in toenemende mate een wissel trekt op de verhoudingen binnen Funda en een belemmering vormt voor het bestendige succes van de door Funda gedreven onderneming. (rov. 4.40)
De ondernemingskamer is van oordeel dat het onvermogen van NVM Holding c.s. om in de gegeven omstandigheden een helder besluit te nemen over de toekomst van de aandeelhoudersstructuur, de positie van Funda en een mogelijke
exitvoor de certificaathouders, in samenhang bezien met de invloed die dat heeft gehad en heeft op de ontwikkeling en de uitvoering van de strategie van Funda en de door haar gedreven onderneming, een gegronde reden oplevert om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Funda, die een onderzoek rechtvaardigt. (rov. 4.44)
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep en in het incidentele beroep