ECLI:NL:HR:2023:1241
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 mei 2022, nr. 21/00344. Dit hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 19/2929) betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het bij de beoordeling van deze klachten niet nodig is om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023.