ECLI:NL:HR:2023:1240
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake invorderingsrente en verrekening besluiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 30 maart 2022 was gedaan. De zaak betreft een beroep in cassatie van de belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de beslissingen van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant met betrekking tot invorderingsrente en besluiten tot verrekening, zoals bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank, die genummerd zijn als BRE 19/5799 en BRE 19/5800.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals gesteld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.