ECLI:NL:HR:2023:1236
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van N.V. [X], vertegenwoordigd door [A], tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 april 2023, nr. BK-22/00476. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 27 juni 2023 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar er is geen reactie ontvangen van de belanghebbende. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 6:6 Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 15 september 2023, en het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van een volledig beroepschrift in cassatie, inclusief de noodzakelijke gronden, om ontvankelijkheid te waarborgen.