Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
15 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een faillissementskwestie. De eiseres, wonende te [woonplaats], had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 6 februari 2023 was gewezen. De zaak betrof de vraag of de aanvraag tot faillietverklaring van de eiseres misbruik van bevoegdheid was, zoals bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Overijssel van 30 november 2022, en concludeert dat de klachten van de eiseres over het arrest van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet slagen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals gesteld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft.