ECLI:NL:HR:2023:1204
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak belastingrechtelijke zaak betreffende belasting van personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij de belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De belanghebbende had een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen voldaan en was van mening dat dit bedrag onterecht was vastgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door een onbekende persoon, diende een verweerschrift in tegen het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en de waarnemend griffier E. Cichowski.