ECLI:NL:HR:2023:1181
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak belastingrechtelijke zaak over belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2022, nr. 20/00065. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/2398) die betrekking had op een op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De belanghebbende was vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift indiende. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten van de belanghebbende niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft hierbij geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 8 september 2023.