ECLI:NL:HR:2023:1175
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake invorderingsrente door belanghebbende
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 juni 2022. De zaak betreft een hoger beroep van belanghebbende tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant met nummer BRE 17/7719, die betrekking had op invorderingsrente. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.