ECLI:NL:HR:2023:116

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
22/02569
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over legesheffing door gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 juni 2022, nr. BK-21/00697. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 20/2778) betreffende leges die aan belanghebbende waren geheven. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G. van der Linden, diende op 11 juli 2022 een beroepschrift in, maar dit bevatte niet de vereiste gronden zoals bedoeld in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit gebrek werd hersteld door het indienen van aanvullende gronden op 15 augustus 2022. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiening van het beroepschrift daarmee was voltooid en dat er geen ruimte meer was voor het indienen van nieuwe gronden. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door [P], diende een verweerschrift in, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek en het College een conclusie van dupliek indiende. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leidden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02569
Datum27 januari 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROTTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 juni 2022, nr. BK-21/00697 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 20/2778) betreffende van belanghebbende geheven leges.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. van der Linden, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft op 13 september 2022 een nader geschrift ingediend dat een tweede cassatiemiddel bevat. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht vanwege het volgende. Belanghebbende heeft op 11 juli 2022 tijdig een beroepschrift in cassatie ingediend dat niet de in artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb bedoelde gronden bevat. Dit gebrek heeft zij hersteld door op 15 augustus 2022 gronden in te dienen. Daarmee was de indiening van het beroepschrift voltooid en bestond geen ruimte meer voor het indienen van nieuwe gronden.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door [P], (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier S. Joosten, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.