Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
28 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het betreft een strafzaak waarin de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een machinegeweer en munitie, in strijd met de Vuurwapenverordening 1930. De zaak is geregistreerd onder nummer 22/02588 C.
De verdachte heeft geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten zijn geformuleerd tegen het eerdere vonnis. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien de verdachte hieraan niet heeft voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de raadsheer C. Caminada de uitspraak heeft gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.