Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beoordeling van het cassatiemiddel voor het overige
4.Beslissing
19 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was op 24 april 2019 in Rotterdam aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van alcohol. De verbalisant had de verdachte tot vijf keer toe gevraagd om mee te werken aan een ademanalyse, maar de verdachte weigerde dit. De verdediging betwistte dat er een bevel was gegeven om mee te werken aan de ademanalyse en verzocht om de verbalisant als getuige te horen. Het hof had dit verzoek afgewezen, met de overweging dat het horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen belang zou zijn.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had onderbouwd waarom het horen van de verbalisant niet van belang zou zijn, vooral omdat de verdediging niet eerder in de gelegenheid was gesteld om het ondervragingsrecht uit te oefenen. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten en concludeerde dat het belang bij het oproepen van de getuige moet worden voorondersteld. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de noodzaak om getuigen te horen wanneer de verdediging dat verzoekt, vooral in situaties waarin de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in strafzaken waar de bewijsvoering afhankelijk is van getuigenverklaringen.