Uitspraak
1.De procedure
2.Beoordeling van het verzoek
wraking m r Feteris / m r Faase / m r van Eijsden
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de leden M.W.C. Feteris, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van een cassatieprocedure die was ingeschreven onder nummer 22/00949. De verzoeker had op 22 juni 2023 een verzoek tot wraking ingediend, waarin hij stelde dat zijn recht op een eerlijk proces en het gelijkheidsbeginsel geschonden waren. De Hoge Raad oordeelde echter dat het verzoek niet was gemotiveerd en dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid konden onderbouwen. De Hoge Raad stelde vast dat het verzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 8:16 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die vereist dat een wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. De Hoge Raad besloot daarom het verzoek om wraking buiten behandeling te stellen en bepaalde dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot dezelfde zaak niet in behandeling zal worden genomen. Dit besluit werd genomen in het openbaar en is een bevestiging van de strikte eisen die aan wrakingsverzoeken worden gesteld.