ECLI:NL:HR:2023:1141

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
23/02574
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaak

Op 29 augustus 2023 heeft de Hoge Raad in de zaak met nummer 23/02574 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de leden M.W.C. Feteris, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van een eerder ingesteld beroep in cassatie, dat betrekking had op een belastingkwestie, genummerd 22/00958. De verzoeker had op 22 juni 2023 een verzoek tot wraking ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat het verzoek niet was gemotiveerd. Volgens artikel 8:16 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een wrakingsverzoek te worden gemotiveerd, wat inhoudt dat de verzoeker feiten of omstandigheden moet aanvoeren die de rechterlijke onpartijdigheid in twijfel trekken. De Hoge Raad concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan deze motiveringseis en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees bestond voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. Bovendien werd opgemerkt dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van misbruik van procesrecht. De Hoge Raad besloot daarom het verzoek om wraking buiten behandeling te stellen en te bepalen dat een volgend verzoek om wraking in de zaak 22/00958 niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer23/02574
Datum29 augustus 2023
BESLISSING
in de zaak van
[verzoeker] te [plaats] (hierna: verzoeker)
betreffende het door verzoeker ingediende verzoek tot wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.

1.De procedure

1.1
Verzoeker heeft bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 22/00958. Bij bericht van 22 juni 2023 is aan verzoeker meegedeeld dat op 30 juni 2023 in de hiervoor genoemde zaak uitspraak zal worden gedaan en dat de beslissing zal worden genomen door de leden van de Hoge Raad M.W.C. Feteris, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden.
1.2
Bij op 22 juni 2023 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen bericht heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad. De drie leden van de Hoge Raad tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, hebben meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten en dat zij afzien van de mogelijkheid te worden gehoord.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1
Ingevolge artikel 8:16 lid 2 Awb moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek voldoet niet aan de motiveringseis als iedere motivering ontbreekt. Daarvan is slechts sprake als ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de desbetreffende rechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Een dergelijk verzoek kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb [1] en kan misbruik van procesrecht opleveren. [2]
2.2
In aansluiting hierop bepaalt artikel 2.3.2, aanhef en onder a, Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd. Artikel 8:18 lid 1 Awb staat daaraan niet in de weg. Dat voorschrift is immers alleen van toepassing indien sprake is van een verzoek dat kan worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb. Die uitleg sluit ook aan bij de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, inhoudende dat de hoofdregel dat de behandeling van een wrakingsverzoek niet achterwege mag worden gelaten, alleen geldt bij een verzoek dat “does not immediately appear to be manifestly devoid of merit”. [3]
2.3
Verzoeker heeft in zijn bericht van 22 juni 2023 het volgende aangevoerd:

Wraking Leden m r M.W.C .Feteris - E.F. Faase. - J.A. R van Eijsden.
Grondslag :
Eiser cassatie [verzoeker] op grond oplopen Letselschade 23 april 2001. vrijgesteld van inkomsten belasting uit werk en woning, uitkering UWV /ASR vallen onder uw Arresten.
ECLI-NL-HR-2022-444. alsmede ECLI-NL-Hr-1983-AW9539. onder Box drie.
van gestelde bestuur rechterlijke uitkering is Primair nog meer Subsidiair rechtens bewezen, geen enkele spraken . U kunt niet de belastingbetaler laten opdraaien voor opgelopen Letselschade.
eiser cassatie gedurende 1970 tot april 2001. premie betaler . uitkeringen arbeid ongeschiktheid. . premie is niet bedoeld voor Letselschade slachtoffers. die recht hebben op vrijstelling inkomsten belasting uit werk en woning.
staatssecretaris Financien verwijtbaar nalatig in gebreken gebleven door niet eerder mislopen inkomsten belastingen uit werk en woning op aansprakelijke verzekeraars . alsmede aansprakelijke veroorzakers van Letselschade weder te verhalen.
belastingdienst Nederland is verwijtbaar nalatig in gebreken gebleven door onrechtmatig te weigeren . opgelopen Letselschade als zijnde vrijstelling van uw arresten te beschouwen.
uw Edelhoogachtbaar college in gebreken gebleven in eerste en in tweede aanleg door uw Arresten te negeren. alsmede onrechtmatig eisen dat slachtoffers van Letselschade . via de
Kanton rechter . recht op vrijstelling Letselschade dienen te verkrijgen .
Arrest is primair rechtens bewezen alleen voorbehouden aan alle slachtoffers van Letselschade in Nederland. derhalve niet voor alle arbeidsongeschikten in Nederland.
staatssecretaris en Uw Edelhoogachtbaar college laat onrechtmatig alle slachtoffers van Letselschade onnodig lijden. door ten onrechte te eisen dat slachtoffers van Letselschade alleen na vonnis rechter vrijgesteld zijn van inkomsten belasting uit werk en woning. in strijd met recht op vrijstelling inkomsten belasting uit werk en woning .
uw Edelhoogachtbaar college schend Gelijkheid beginsel Nederlandse Grondwet. artikel een.
door onrechtmatig melden Slachtoffer Letselschade 2 april 2002. te negeren.
alsmede recht op reactie conclusie Advocaat -Generaal te negeren . in strijd met recht op Fair Trial.
eiser cassatie wenst mondelinge zitting van uw Edelhoogachtbare Wrakingkamer / waarom slachtoffers van Letselschade alleen via rechtsgang vrijgesteld zijn van inkomsten belasting uit werk en woning. niet na bevestiging oplopen Letselschade
2.4
Het bericht van 22 juni 2023 bevat geen concrete feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden of daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Voor het aanvoeren van nadere gronden ter zitting is geen plaats, nu op grond van artikel 8:16 lid 3 Awb alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Daarmee is van een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 8:15 Awb geen sprake. [4] Mede gelet op de frequentie waarmee verzoeker ‘verzoeken tot wraking’ indient in de belastingzaken waarin hij procedeert en waarin hij soortgelijke algemene klachten ventileert, maakt verzoeker evident misbruik van het middel van wraking. Ook dit ongemotiveerde verzoek kan in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Om deze redenen zal de Hoge Raad het verzoek buiten behandeling laten, en op grond van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de zaak met nummer 22/00958 niet in behandeling zal worden genomen.

3.Beslissing

De Hoge Raad stelt het verzoek om wraking van M.W.C. Feteris, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden buiten behandeling en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot de zaak met nummer 22/00958 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.

Voetnoten

1.Vgl. HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:370, rov. 2.7.3
2.Vgl. HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1847, rov. 2.2.
3.HR 3 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1215, rov. 2.3.
4.Vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, rov. 4.5.